Listige overheid
Overheid en erkenning
In februari 1991 verscheen een analyse van het bewijs voor homeopathie (105 studies), door de Universiteit Maastricht in opdracht van de Staatssecretaris Volksgezondheid. In juni 1990 was deze analyse klaar (persoonlijke communicatie prof. Knipschild). De conclusie was dat een reguliere methode met dergelijk bewijs erkend zou worden. Waarom vraagt de Staatssecretaris dan in augustus 1990 aan het Nederlands Huisartsen Genootschap hoe het zit met het bewijs voor homeopathie, terwijl hij zelf de informatie in handen had? Het NHG meldde dat er nog geen bewijs was, het artikel was immers nog niet verschenen. Naar aanleiding hiervan zet de Staatssecretaris de verwijdering van homeopathische geneesmiddelen uit het Ziekenfondspakket in gang.
In 1993 publiceert de Gezondheidsraad een uitvoerig rapport ‘Alternatieve behandelwijzen en wetenschappelijk onderzoek’. Eén van de aanbevelingen was (p. 150): “..indien uit herhaald en volgens de door de commissie geformuleerde richtlijnen opgezet en uitgevoerd onderzoek blijkt dat met een behandelwijze positieve resultaten worden bereikt, een dergelijke behandelwijze moet worden erkend”. Op onze vraag wat bedoeld werd met ‘herhaald’ en welke ‘reguliere’ methode op hoeveel bewijs erkend was hebben wij nooit een antwoord gekregen, noch van de Gezondheidsraad, noch van anderen. We moeten dan concluderen dat nog nooit een geneeskundige methode erkend is op grond van wetenschappelijk bewijs.